Natuurkunde op het OBC
Fase: Toestand (vorm) waar een stof in voor komt.
Vastpakken | Zien | Ruiken | |
Vast | x | x | |
Vloeibaar | x | ||
Gas | x |
Begrippen
Rijp: als waterdamp direct bevriest
IJzel: als regen op oppervlakte komt beneden 0 C
Dauw: waterdamp die condenseert op bijvoorbeeld gras
Vast | Vloeibaar | Gas | |
positie | Deeltjes zitten op vaste plek | deeltje bewegen dicht bij elkaar | Deeltjes bewegen vrij in de ruimte |
Aantrekkingskracht tussen deeltjes | Zeer groot | groot | zeer klein |
Tussen ruimte deeltjes | zeer weinig | weinig | veel |
Volume | kunt de stof niet samenpersen. | kunt de stof niet samenpersen | Makkelijk samen te persen |
Snelheid | klein | groot | zeer groot |
Ijs kristallen
Een ijskristal een een bevroren water deeltje.
Deze is altijd zes hoekig.
De deeltjes hechten aan elkaar op de hoekpunten.
Dat is ook de reden dat de mooie vormen ontstaan.
Omdat ze alleen op de hoekpunten aan elkaar vast zitten is dat ook de zwakste plek om te breken.
